Subpage under development, new version coming soon!
Subject: wiskunde
Probeer het verschil te vatten tussen 'minderjarigen' en 'minder jarigen'.
Matthijs, als je een touw om de aarde legt dan heb je 40.000 kilometer touw nodig.
Hoelang moet je touw zijn als je het overal een meter van de aarde af wil houden ?
Hoelang moet je touw zijn als je het overal een meter van de aarde af wil houden ?
waarom zou ik, ik schaam me niet voor mezelf.
maar sluit dit topic maar, iedereen is toch zo negatief;)
maar sluit dit topic maar, iedereen is toch zo negatief;)
ik vind zulke topics wel leuk, maar dan moeten de vragen van enig niveau zijn. Niet zo'n makkelijke 'huiswerkvraag' zoals iemand al eerder aanhaalde
Probeer deze maar eens, ook een makkelijke, maar toch al een uitdaging:
Lucas komt elke dag van zijn werk om 17u met de trein aan. Zijn vrouw zorgt er steeds voor, dat ze stipt op dat moment met de auto bij het station arriveert. Lucas stapt snel in en ze rijden gezellig naar huis. Op zekere dag komt Lucas om 16u30 met de trein aan, waarvan zijn vrouw niet op de hoogte is. Hij besluit naar huis te wandelen. Na enige tijd komt hij zijn vrouw tegen, die op weg is naar het station. Lucas stapt snel in en ze rijden naar huis. Nu blijkt dat ze 10 minuten eerder thuis zijn dan gewoonlijk. Hoe lang heeft Lucas gelopen?
Probeer deze maar eens, ook een makkelijke, maar toch al een uitdaging:
Lucas komt elke dag van zijn werk om 17u met de trein aan. Zijn vrouw zorgt er steeds voor, dat ze stipt op dat moment met de auto bij het station arriveert. Lucas stapt snel in en ze rijden gezellig naar huis. Op zekere dag komt Lucas om 16u30 met de trein aan, waarvan zijn vrouw niet op de hoogte is. Hij besluit naar huis te wandelen. Na enige tijd komt hij zijn vrouw tegen, die op weg is naar het station. Lucas stapt snel in en ze rijden naar huis. Nu blijkt dat ze 10 minuten eerder thuis zijn dan gewoonlijk. Hoe lang heeft Lucas gelopen?
Leuk elk jaar he, de nationale wetenschapsquiz :)
We hadden op school een wiskundedocent die elke les begon met zo´n raadsel. Sommigen bleven hangen omdat het me verbaasde.
ok om te beginnen even aannemen dat keren en instappen geen tijd kost.
Lucas komt een half uur eerder aan.
ze zijn 10 minuten eerder thuis dan normaal.
ze komen elkaar dus tegen 5 minuten rijden van het station
dat is 5 voor 5
dus moet hij 25 minuten gelopen hebben.
Zo en nu een echt moeilijke graag ;)
/edit: La Sombra, mij verbaasde dat antwoord ook, ik weet alleen niet meer hoe het zat :D
(edited)
Lucas komt een half uur eerder aan.
ze zijn 10 minuten eerder thuis dan normaal.
ze komen elkaar dus tegen 5 minuten rijden van het station
dat is 5 voor 5
dus moet hij 25 minuten gelopen hebben.
Zo en nu een echt moeilijke graag ;)
/edit: La Sombra, mij verbaasde dat antwoord ook, ik weet alleen niet meer hoe het zat :D
(edited)
Nee? Die bij de nationale wetenschapsquiz was niet puur wiskundig als ik het me goed herinner.
die van jou is gewoon 2*Pi meter langer, dus 40.000,00628 km
tenzij ik hier iets grandioos over het hoofd zie natuurlijk, want zo verbazend vind ik dit antwoord niet :)
tenzij ik hier iets grandioos over het hoofd zie natuurlijk, want zo verbazend vind ik dit antwoord niet :)
Vraag 4. Je spant een touw strak om de aarde. Maak het touw 1 meter langer en trek het op één punt omhoog. Hoe hoog kun je het touw omhoog trekken?
A. Ongeveer 12 cm.
B. Ongeveer 12 m.
C. Ongeveer 120 m.
Het juiste antwoord is C. Als je de situatie tekent, krijg je deze schematische voorstelling:
Hierin is R de straal van de aarde, ε de helft van het ingelaste stukje (een halve meter dus) en h de gevraagde hoogte. De boog d verbindt de punten waar het touw los komt van het aardoppervlak.
Pas de stelling van Pythagoras toe:
(R + h) 2 = R2 + (d + ε)2
Hierin is d nog onbekend. Hiervoor geldt d = αR, waarin voor α geldt:
=
Met een beetje slim rekenmachientje, en het invullen van de omtrek van de aarde van 40.000 kilometer, kom je op een hoogte van 121 meter. Hoe kan dat nu? De grap zit hem in de grootte van d, de afstand die het touwtje niet plat over het aardoppervlak hoeft te liggen. Deze is maar liefst 39 kilometer. In dit hele eind win je uit het gebrek aan kromming genoeg touw om het op één punt meer dan 100 meter op te tillen.
---
iets andere vraagstelling dus :)
A. Ongeveer 12 cm.
B. Ongeveer 12 m.
C. Ongeveer 120 m.
Het juiste antwoord is C. Als je de situatie tekent, krijg je deze schematische voorstelling:
Hierin is R de straal van de aarde, ε de helft van het ingelaste stukje (een halve meter dus) en h de gevraagde hoogte. De boog d verbindt de punten waar het touw los komt van het aardoppervlak.
Pas de stelling van Pythagoras toe:
(R + h) 2 = R2 + (d + ε)2
Hierin is d nog onbekend. Hiervoor geldt d = αR, waarin voor α geldt:
=
Met een beetje slim rekenmachientje, en het invullen van de omtrek van de aarde van 40.000 kilometer, kom je op een hoogte van 121 meter. Hoe kan dat nu? De grap zit hem in de grootte van d, de afstand die het touwtje niet plat over het aardoppervlak hoeft te liggen. Deze is maar liefst 39 kilometer. In dit hele eind win je uit het gebrek aan kromming genoeg touw om het op één punt meer dan 100 meter op te tillen.
---
iets andere vraagstelling dus :)
dat verbaast me wel :o leuk om weten
@wybo: idd 25 minuten.
Veel echt wiskundige vraagstukken heb ik niet meteen staan. De volgende is iets moeilijker, maar ook perfect wiskundig op te lossen:
Een uitgehongerde man zag twee mensen beginnen met hun middagmaal. Eén van hen had drie stukken brood en de andere vijf. Hij vroeg om hij mocht mee eten. Beide gingen akkoord hun maaltijd met de man te delen als hij ervoor betaalde. De man stemde toe en ze aten elk een gelijk deel van de acht stukken brood. Na de maaltijd betaalde de man acht muntstukken en ging weer verder. De twee mannen van hun kant begonnen om het geld te vechten. De man met de drie broden wilde het geld gelijk verdelen (ieder 4 munten), terwijl de andere man 5 van de 8 munten wou voor zijn deel.
Wat is de correcte verdeling van het geld? Hoe zou u dus het geld verdelen?
@wybo: idd 25 minuten.
Veel echt wiskundige vraagstukken heb ik niet meteen staan. De volgende is iets moeilijker, maar ook perfect wiskundig op te lossen:
Een uitgehongerde man zag twee mensen beginnen met hun middagmaal. Eén van hen had drie stukken brood en de andere vijf. Hij vroeg om hij mocht mee eten. Beide gingen akkoord hun maaltijd met de man te delen als hij ervoor betaalde. De man stemde toe en ze aten elk een gelijk deel van de acht stukken brood. Na de maaltijd betaalde de man acht muntstukken en ging weer verder. De twee mannen van hun kant begonnen om het geld te vechten. De man met de drie broden wilde het geld gelijk verdelen (ieder 4 munten), terwijl de andere man 5 van de 8 munten wou voor zijn deel.
Wat is de correcte verdeling van het geld? Hoe zou u dus het geld verdelen?